Een fietser was met een hem tegemoetkomende fietser in botsing gekomen. Daarbij had de eerstbedoelde fietser (in het vervolg “de fietser” genoemd) letsel opgelopen; onder meer een dwarslaesie ter hoogte van de nekwervels.
Volgens de fietser was de toedracht van het ongeval als volgt: Hij was met twee fietsvrienden aan het wielrennen op het fietspad. Hij fietste voorop met een snelheid van ongeveer 20 kilometer per uur. Op een recht, overzichtelijk stuk van het fietspad haalde hij een andere fietser in. Vervolgens kwam er een flauwe bocht naar rechts en direct daarna een bocht naar links die vanwege hoog struikgewas onoverzichtelijk was. Hij werd door de bocht naar links overvallen, remde toen iets af en zag plotseling een tegemoetkomende fietser. Hij kon die fietser niet meer ontwijken en kwam met die fietser in botsing.